Vierpas 0000.0011

 

Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 20014e druk/1e druk: 1953 [643 blz. ISBN 90.74310.77.X]. Hierin "Vierpas": blz. 490-491, 515

- Vogüé, Melchior de & Jean Neufville, Glossaire de termes techniques. Deel in de serie 'Introductions à la nuit des temps', nr 1. La Pierre‑qui-Vire (Zodiaque), 1965. [478 blz. ISBN -]. Hierin "Quadrilobe": blz. 367 (ook: "Quatrefeuilles")

- Viollet-le-Duc, M, Dictionnaire Raisonné de l'Architecture Française du XIe au XVIe Siècle, Tome huitième (QUA-SYN). Paris (A. Morel), 1866. [521 blz. ISBN -]. Hierin "Quatrefeuille": blz. 3-4 (betreft zowel vierpas als vierblad)

- Vigan, Jean de, Le petit Dicobat. Dictionnaire général du bâtiment. Ris-Orangis (Arcature), 1994. [957 blz. ISBN 2.9504805.2.7]. Hierin "Quadrilobe": blz. 722

- Vaktaal. Vaktermengids bij kerkgebouwen samengesteld door de excursiecommissie van de Stichting Oude Groninger Kerken onder redactie van C.G. Reinders. Bedum (Profiel), 1992. [108 blz. ISBN 90.5294.061.4]. Hierin "Vierpas": blz. 24, 102

- Tolboom, H.J., Venstertraceringen in Nederland. Deel in de serie 'Restauratievademecum, RV-bijdrage' nr 18. Zeist (Rijksdienst voor de Monumentenzorg), 's-Gravenhage (Sdu-Uitgeverij), 1998. [111 blz. ISBN 90.12.08605.1]. Hierin o.a.: blz. 75 ("Pas: slag van een passer. Een driepas bestaat uit drie slagen van een passer die elkaar kruisen binnen een cirkel of sferisch figuur. Daardoor ontstaat respectievelijk een soort klaverblad of een blad met drie spitse uiteinden (een drieblad). Hetzelfde principe geldt voor een vierpas, vijfpas, etc." - dit is de volledige tekst)

- Gugel, E., Geschiedenis van de Bouwstijlen in de Hoofdtijdperken der Architectuur. Tweede deel (4e druk, bewerkt door J.H.W. Lelieman). Rotterdam (Bolle), (1918?). [504 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 10